3. Vechtzompen en het vroegere vervoer over water

De Vecht was honderden jaren één van de belangrijkste transportwegen van Noord-Overijssel. Het was een soort handelsweg voor alle buurtschappen, dorpen en stadjes langs de rivier. De Vecht werd van Nordhorn tot Zwolle jaarlijks druk bevaren door honderden scheepjes. Vroeger kronkelde de Vecht heel erg. Al die bochten waren heel lastig voor de schippers. Als natuurlijk afvoerweg van regenwater- de Vecht is een regenrivier- waren er grote verschillen in de waterhoogte. Speciaal voor dat soort bochtige en ondiepe rivieren werd een scheepstype, de zomp, gebouwd. In Dalfsen woonden veel schippers.

Meer lezen: bij de Geert Grotestraat en de Kloosterhof vinden we een oude loop van de rivier de Vecht. Dergelijke rivierbeddingen ontstonden door sterke kronkelingen toen er nog geen dijken waren. Het gevolg is een sterk variërende bodemsamenstelling tot op de huidige dag. De schelpen op het pad verwijzen naar de geschiedenis toen de Vecht hier stroomde.

De zomp werd alleen in Oost-Nederland vooral gebruikt op de Vecht, de Regge, de Schipbeek en de Dinkel. Deze boot had een groot laadruim en een geringe diepgang van ongeveer 40 centimeter. De zomp, die op de Vecht voer, was zo’n 10 meter lang en voorzien van zeilen. Bij weinig wind of een lage waterstand kon het schip ook voortgeduwd worden met een boom. Een boom was een stevige stok, die in het midden van de rivier gestoken werd en waarmee je het schip vooruitduwde. Er was een kleine kajuit (een vooronder) waar de schipper en zijn knecht konden koken en slapen. Maar die ruimte was erg krap.  Meestal sliep men aan wal in een schippersherberg. Overal waar de schepen moesten laden en lossen ontstonden schippersherbergen. In Oudleusen, Hessum, Emmen, Welsum en Dalfsen er boeren, die dichtbij de Vecht woonden en naast hun boerenbedrijf een herberg begonnen.


Welke producten werden met zompen vervoerd
Met de zompen werd van alles vervoerd, zoals: bomen, hout, eek, oer (ijzererts), Bentheimer zandsteen, laken, boekweit, rogge, hennepzaad, olie, ossen, wijn, wol, linnen, klompen, tarwe, erwten, bonen, haver, lijnzaad, zout, siroop, teer, tabak, katoen, eieren, kippen, koffie, stokvis, petroleum, jenever, houtskool en boteren turf.

Met de Bentheimer zandstenen zijn onder meer de Dom van Utrecht en het paleis op de Dam –Amsterdam- gebouwd. Het was een heel belangrijk bouwproduct, dat met wagens van Bentheim naar Nordhorn werd vervoerd en daar overgeladen op zompen. Er ging dan ca. vier m 3 steen met een gewicht van 10.000 kg op een zomp. In de wintermaanden passeerden er per dag gemiddeld twee zompen met deze bouwstenen het dorp Dalfsen, zo’n 360 in een half jaar.


Hoe ging het varen bij hoog water:
De scheepvaart was vooral in de winterperiode, wanneer de waterstand voldoende hoog was. De tijd van november tot en met april was hiervoor het meest geschikt. Schipper op een zomp was een zwaar beroep, want ook in de winterperiode kon de waterstand zo sterk schommelen, dat de schepen steeds vastliepen op zandbanken. Er werden dammen op geworpen om de zomp weer los te krijgen. Men moest daarvoor wel in het water staan. Na het stijgen van het water stak men de dam door, waardoor het schip stroomafwaarts dreef. Benedenstrooms van Ommen tot Zwolle was de Vecht ook in de zomer bevaarbaar. Na 1830 werd in Overijssel begonnen met de aanleg van harde wegen en het graven van kanalen, waardoor grotere schepen konden varen. De scheepvaart op de Vecht ondervond hiervan steeds meer concurrentie.

 

Kanalisatie
Omstreeks 1900 werd de Vecht gekanaliseerd. Er werden stuwen aangelegd om de waterhoogte op een constant peil te houden en de bochten werden afgesneden. Vanaf de Duitse grens tot Zwolle werd de lengte verkort van 90 tot 60 kilometer. Alleen al in de gemeente Dalfsen werd de afstand van 17,5 naar 12,5 kilometer teruggebracht. De afstand Zwolle-Nordhorn werd heen en terug in ongeveer twaalf dagen afgelegd. Na de kanalisatie kon dat in acht dagen. Bovendien werd de rivier het hele jaar bevaarbaar. De verwachting was dat de Vecht hiermee weer aantrekkelijk zou worden voor het vrachtvervoer over water. Maar tegelijkertijd kwam hier in 1903 het Noord Oost Lokaal Spoor, werden zandwegen tot grind- en straatwegen verhard en begon de auto aan zijn opmars. Dit had tot gevolg dat de beroepsscheepvaart op de Vecht langzaam maar zeker verdween. De turfschippers en de beurtschippers op Zwolle waren omstreeks 1950 de laatste schippers.

Foto: G. Bistervels
Uit: Canon van Dalfsen, een blik in het verleden van een veelzijdig dorp – Historische Kring Dalfsen 2011.

 

Deel op Facebook
Deel op Twitter
Deel via Whatsapp